In 2007 mocht ik bijeenkomsten bijwonen van een filosofieclub onder leiding van Gerus van de Boomen. Ik kende Gerus oppervlakkig uit een gezamenlijk verleden. Over een van zijn filosofieclubjes heb ik een korte film gemaakt: “Op zoek naar waarheid en troost”. Het was een groot voorrecht om aanwezig te zijn bij de bijeenkomsten, waarin Gerus enkele oudere mannen hielp om iets te begrijpen van de wereld van de filosofie. Gerus van de Boomen was een heel bijzonder mens. Onderstaand gedicht heb ik bewaard uit zijn nalatenschap.
W
erkelijkheid ligt altijd
voorbij
onze laatste gedachte,
gaat steeds
ons definitief begrip te buiten,
vormt de wijkende horizon
van ons bestaan als verstaan.
Werkelijkheid “is”
en als zodanig on eigen
in identiteit.
Werkelijkheid “wordt”
en als zodanig ons
durend vreemd.
Hoe houdt een mens zichzelf
en het leven gaande
in deze werkelijkheid
als nabije vreemde,
waarin gaandeweg
eigening optreedt
en durend zich
onteigening voltrekt?
Welk weermiddel
weerhoudt
ons van dood en
waan en voor hoelang?
Bewustzijn als weten
en geweten-zijn
is het domein voor
’s mensen mogelijkheid en tragiek.
In het besef van het tragische
ligt binnen de werkelijkheid
onze diepste mogelijkheid
te leven vanuit
een bewuste gelatenheid.
Gerus van de Boomen (1932-2017)