2024-02 ZOETE HERINNERING
2024-02 ZOETE HERINNERING
Het is 1970. In de gang van de studentenflat is het een onvoorstelbare bende. Ik heb begrepen dat ik daar aan moest wennen en dat het kleinburgerlijk was om er een punt van te maken. Als ik thuiskom, is er leven in de gang en de keuken en in alle kamers. Alle deuren staan open. Er klinkt fantastische muziek, ergens wordt zwaar gediscussieerd en ergens anders wordt stevig gevreeën. Er hangt een vette lucht vanuit de keuken en er zit iemand luid te telefoneren.
Ik ben weer thuis. Ik ben gelukkig. Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest. De schittering van de adolescentie in een wereld van antiburgerlijkheid. In elke kamer in deze studentenflat hangen in het midden onder het plafond twee balken bevestigd. De balken zijn op alle kamers in gebruik als bergruimte, als kapstok of als anker voor een scheidingsgordijn, kralenkettingen of batiklappen. Ik houd van netjes. Geen gordijn of zooi. Maar aan de zijkant heb ik grote vellen wit papier geprikt met een tekst. Deze jong volwassene wil een statement maken. De wereld zal weten waar hij staat. Met grote dikke letters:
‘Altijd gaat de zon weer op, elke dag is mijn liefde nieuw’
Ik heb de tekst niet zelf bedacht. Het is een citaat uit een boek van Nikos Kazantzakis, ‘Christus wordt weer gekruisigd’. Dacht ik… Nikos moet wel een linkse schrijver zijn geweest, anders had ik het niet gedurfd om hem te citeren. En mijn medestudenten zijn tevreden over mijn statement. Ik heb mijzelf gepositioneerd als een romantische antiburgerlijke filosoof. Mooi kerel!
Vele huisjes, boompjes en beestjes later. De elektronische handtekening werd uitgevonden. Met een restje antiburgerlijkheid uit een ver verleden maakte ik mijn vaste onderschrift in mijn e-mail berichten: ‘Altijd gaat de zon weer op…’
Iemand vraagt me waar ik die tekst heb gevonden. “Nikos Kazantzakis”, zeg ik nonchalant. Nooit van gehoord? In een van zijn wereldberoemde romans…! Ik besluit zelf nog eens te zoeken. Ik kan niets vinden. Zelfs in een digitale versie van het boek: geen enkele van de zoekwoorden brengt me bij de twee regels van mijn studentenkamer. Zou de tekst helemaal niet bestaan?
Ik begin langzaam te wennen aan de mogelijkheid dat ik de tekst zelf heb verzonnen. Glimlachend begin ik te fantaseren dat meneer Kazantzakis helemaal niks heeft bedacht. Zou ik op die studentenflat een dichter kunnen zijn geweest? En zou ik toen niet kunnen geloven dat ik dat was, en zou ik daarom een bron hebben verzonnen die niet bestaat? Mogelijk.
Onlangs heb ik het de intelligente robot (ChatGPT) gevraagd. Het antwoord: ‘Dat is een prachtig citaat! Helaas kan ik niet met zekerheid zeggen wie de auteur is van deze specifieke zin, omdat er veel verschillende bronnen en variaties van citaten zijn. Als je geïnteresseerd bent, kan ik je allerlei inspirerende en romantische citaten voorleggen die je zullen laten stralen, net als de zon’.
Veel clichés! Nee, mijn conclusie is dat ik in mijn jonge jaren een romantische dichter was. Een zoete herinnering zal het blijven.