2024-03 VERLIEFD
2024-03 VERLIEFD
Mijn generatie groeide op in een tijd waarin de natuurlijke omgang tussen jongens en meisjes geen cultuur was. Ik zat op een jongensschool met fraters. En daarna op een lyceum voor jongens. Ik was misdienaar. Jongens. Welpen (voor de jongere lezer: scouting) waren jongens met een Akela in een mannenkostuum. Enzovoorts. Ik had wel een buurmeisje aan de overkant van de straat. Zij glimlachte naar me vanachter het raam. Een onbereikbare Mona Lisa.
Wat later in de puberteit was er de dansles. Jongens leerden daar vooral om hoffelijk te zijn en om te leiden in de dans. De meisjes werden volgens een randomverdeling door de jongens naar huis begeleid. Een lange fietstocht was dat soms. En thuis in je bed kon je alleen maar dromen hoe het allemaal had kunnen zijn.
Carnaval was een arena waar jongens en meisjes elkaar ontmoetten. Dansen, hossen, drinken en elkaar vasthouden. Bingo! Naast mij voel ik de schouder van een meisje. Ze kijkt even verschrikt als ik. Maar de sfeer is ontspannen. En aan het eind van de middag (!) durf ik te vragen of we zullen afspreken voor de volgende carnavalsdag. Mijn vrienden horen dat en roepen nog naar het meisje dat ik vandaag jarig ben. Wie is er nou jarig met carnaval!? Ik herinner me geen kusje. Zo gemakkelijk werd er ook niet gekust.
We spreken af dat ik haar de volgende dag thuis zal ophalen. Waar? Moniek is van de sigarenwinkel aan de Orthenstraat. Makkelijk. Er is maar één sigarenwinkel.
De volgende dag meld ik me in de winkel. Ze staat al te wachten. Ze geeft me een doos sigaretten. Zo’n brede doos, twintig sigaretten naast elkaar. “Voor je verjaardag.” En daarna is het weer dansen en hossen op de Markt.
Ik rookte geen sigaretten. Ik had een pijp. Dat paste bij mijn imago. Moniek kon dat niet weten. Zij was van de sigarenwinkel en ik was van het lyceum. Dat was het verschil tussen sigaretten en pijp.
Als carnaval voorbij is, is Moniek ook weer voorbij. Gewoon. Zonder afscheid of breuk of ‘Wanneer zie ik je weer?’ Voorbij. Maar in de kleerkast op mijn slaapkamer onder een stapeltje kleren ligt de doos met sigaretten. Niemand kan die me afnemen. Ik besluit er om de twee dagen een te roken. Dan zijn ze niet zo snel op. En dan kan ik nog lang aan Moniek denken.
Dus om de twee dagen hang ik uit het raam van mijn slaapkamer rook uit te blazen. Ik vind het niet lekker, maar ik word warm van mooie gedachten. En bij de overburen staat een Mona Lisa achter het raam, die naar mij lacht en ik lach naar haar, maar mijn blik gaat naar binnen.
Ik ben verliefd.