Column | Trots - Jan-Hein de Wit
16858
page-template-default,page,page-id-16858,page-child,parent-pageid-16576,usm-premium-16.2-updated-2022-11-02,sfsi_plus_16.2,sfsi_plus_count_disabled,sfsi_plus_actvite_theme_default,bridge-core-3.0.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode-theme-ver-28.7,qode-theme-bridge,disabled_footer_bottom,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.8.0,vc_responsive

2024-08 TROTS

Ik moet nog wel eens aan haar denken. Soms. Dat zouden  we  allemaal moeten doen. Op de momenten dat alles haast heeft en alles belangrijk lijkt. Dan moeten we  even aan haar denken. Mia  in  het  bos. Daar waar tijd niet kostbaar is maar in overvloed. Waar Mia trots is  op haar rijkdom  van alledag, de bomen, de vogels, een  ree  in de verte,  haar moestuin. Trots en zichzelf genoeg.

 

Toen ik Mia mocht ontmoeten, was ze vierentachtig jaar. Ze woonde in een bos, niet ver van de plaats waar ik geboren ben. Ze woonde helemaal achterin. Ik wist niet dat zoiets nog bestond: zo afgelegen wonen in een bos. Mia was graag buiten. Eigenlijk was het hele bos haar huis. In het stookseizoen sprokkelde ze elke dag hout in het bos, want er was geen aardgas. Waterleiding was er pas tien jaar. Toen haar kinderen nog klein waren, gebruikte ze het water uit de beek om te wassen, en het water uit de put om te koken.

 

Als een vrouw van 84 was ze niet meer zo sterk als ze zou willen zijn. Op enig moment werd haar man ziek. Hij kreeg een hartaanval en kwam in het ziekenhuis terecht. Doodongelukkig lag hij daar ziek te zijn. En Mia zat aan de rand van zijn bed. De eerste dagen reisde Mia op en neer naar het ziekenhuis: drie kwartier lopen naar de bushalte en dan een halfuur in de bus. Maar na een week ging ze het ziekenhuis niet meer uit. Ze bleef naast haar man zitten en kreeg een kamertje om te slapen. Zieker en zieker werden ze samen. Maar dat duurde niet lang. Aan het einde van een lange en stille middag sprak ze de eerste de beste verpleegkundige aan en zei dat ze haar man mee naar huis wilde nemen. De verpleegkundige legde Mia uit dat haar man daar achter in het bos verstoken zou zijn van hulp en comfort. Maar Mia gaf niet toe: .Mijn God! Wat zeg je nou?! Híer is ie overal ver vandaan, in dat bed en die lange gangen en al dat gemompel van de dokters!. Het had wat voeten in aarde en er moest een verklaring worden ondertekend. Maar het lukt haar. Ze was zeker van haar zaak en ze was ervan overtuigd dat de beste zorg kon worden geleverd in het bos. Haar bos.

 

En Mia nam hem mee. Haar zoon haalde het echtpaar op met zijn auto. Hij was het er niet mee eens, maar wist dat dit is zoals zijn ouders wilden leven. Het is hun leven en zij willen dat leven met trots en zichzelf genoeg. En zijn moeder was er heel trots op dat ze haar man meer te bieden had dan zeven dokters in het ziekenhuis. Daar in het bos knapte hij op en werd beter, als in een sprookje. Mia was wijs genoeg om te weten dat hij ook had kunnen sterven, en misschien binnenkort weer ziek zou worden. Maar hij is nu thuis, in het bos.

 

Mia is al weer lang geleden overleden. Haar man ook. Ik wil niet weten dat het al zo lang geleden is en ik wil niet weten dat Mia niet meer bestaat. Ik voel me een kind als ik het zeg, maar Mia moet gewoon nog steeds in het bos wonen. Op Google Maps zie ik haar huisje. Ze woont er, punt uit! Ik weet het! Ze woont er nog duizend jaar en ze is overal. Mia is de mens zoals er zeer velen zouden moeten zijn, dicht bij zichzelf en trots.