Column | Schaamte - Jan-Hein de Wit
16911
page-template-default,page,page-id-16911,page-child,parent-pageid-16576,usm-premium-16.2-updated-2022-11-02,sfsi_plus_16.2,sfsi_plus_count_disabled,sfsi_plus_actvite_theme_default,bridge-core-3.0.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,no_animation_on_touch,qode-title-hidden,qode-theme-ver-28.7,qode-theme-bridge,disabled_footer_bottom,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.8.0,vc_responsive

2025-01 SCHAAMTE

Dansles was in mijn jeugd geen optie maar een vanzelfsprekendheid. Jongens hadden daar helemaal geen zin in. Ingewikkelde passen en plechtig gedoe. Het enige spannende, en dat was geen detail, waren de meisjes. Het was een van de weinige arena’s waar je spontaan verkering kon krijgen. Na afloop van de dansles bracht je een meisje naar huis. Dat was een plicht en alleen als je geluk had, was het een leuk meisje. Meestal waren alle leuke meisjes al “gevraagd” en moest je met een vriendelijk gezicht uit de tweede rang een meisje aanbieden om haar naar huis te brengen. Zij had de plicht om ja te zeggen. Op deze manier was het een goed geoliede machinerie: alle jongens brachten een meisje naar huis.

Als je op dansles ging, dan moest je een pak met stropdas hebben. Het was je eerste pak. Voor dit soort aankopen was er bij mijn ouders een strakke taakverdeling. Een man koopt een pak samen met zijn vader. Maar dan omgekeerd. Mijn vader nam me mee naar een winkel met een lange rij pakken.

Grijs, donkerblauw, zwart, effen streepje, ruitje. Allemaal dezelfde prijs. Mijn vader spreekt de verkoper aan: “wat is zijn maat?”, doelend op mijn 16-jarige postuur. De verkoper doet een inschatting en dan kunnen we naar dat deel van het lange rek waar mijn maat zo ongeveer zal hangen. Mijn vader haalt een pak uit de rij. “Hier. Mooi blauw. Is dat wat?” Ik heb geen idee en voordat ik echt aan denken toekom, sta ik al achter een gordijn en trek het pak aan. “Zit het goed?”, vraagt mijn vader. Ik heb geen idee en dus staan we na 5 minuten weer buiten. Met pak.

Op mijn eerste dansles kom ik verregend aan. Mijn nieuwe broek is doorweekt en hangt als vodden aan mijn benen. Ik schaam me kapot. Achteraf gezien had ik een wollen kostuum van een matige kwaliteit, waar de vouwen in de broek worden geperst maar niet netjes in vorm blijven. Een regenbui is desastreus.
Onwetend van het structurele karakter van deze ellende, besloot ik de broek zelf te persen. Dat wil zeggen dat ik thuis gekomen de broek netjes in de vouw onder mijn matras legde. Na 7 nachten erop slapen, zou de broek wel weer in model zijn. Want ik wilde nooit meer een meisje ten dans vragen met vodden aan mijn benen. Vreselijk wat een probleem.

Schaamte over kleding was niet ongewoon in mijn jeugd. Wij hadden het materieel goed, maar mijn ouders waren nog van de ouderwetse duurzaamheid. Afdragen van kleding van oudere broer of zus was heel normaal. Ik had een lelijke roodbruine glanzende driekwart jas van mijn broer en ik was 17 jaar. Je schaamt je te pletter.
Mijn moeder vond dat ik voor de winter maar een nieuwe jas moest krijgen. En daar gaan we weer op weg naar een efficiënte aankoop. Deze keer had ik geluk. Ik mocht een jas passen die geheel paste bij het imago waarvan ik droomde. Een artistieke en wat sjieke grijze jagersjas met zo’n split in het rugpand. En mijn vader vond het goed!

Het was oktober en 20 graden, zo’n uitzonderlijke warme herfst. Het was allerminst comfortabel maar deze wat artistieke en sjieke pijprokende jongeman ging in een dikke winterjas naar school. Liever zweet dan schaamte.