2025-09 OVERMOED
2025-09 OVERMOED
Vier filosofen in een kamer op zolder praten over de eindigheid van het heelal. Henk is aan het woord: men beweert dat het heelal oneindig is, maar elk bewijs daarvan is nooit geleverd; dus kunnen we even goed beweren dat het heelal eindig is. De filosofen kijken elkaar aan en zijn tevreden over deze constatering. “Maar toch..” brengt Cees naar voren. En hij begint aan een redenering over het eindigheid van de menselijke geest en de consequenties daarvan voor het kunnen begrijpen van oneindigheid. En dan vraagt Guus zich af of de menselijke geest een spiegelbeeld heeft. Die vraag zagen de andere filosofen niet aankomen en ze kijken zwijgend naar het licht van de brandende kaars. “Briljant” zegt Joop dan op gedempte toon.
De deur gaat open. De moeder van Henk komt binnen met een pot koffie. Ze giet de vier witte geëmailleerde mokken vol en zegt iets over de kwaliteit – “wel een bietje lauw” – en is dan weer verdwenen. Het maakt de hooggeleerde heren niet uit. Ze lurken wat en peinzen verder.
Soms daalt het niveau van het gesprek en vraagt iemand hoe het met Cees zijn verkering is en dat ze lelijke benen heeft. Meer Cees riposteert dat spreker eerst zelf maar eens met een mokkeltje moet zien thuis te komen en dan praten we verder.
Terug naar het heelal.
Henk woonde sinds kort in dit huis. Een winderige nieuwbouwwijk. Dat vonden zijn vrienden “wijd eweg” vanuit de stad. Maar bij Henk was je altijd welkom en kon het team filosofen ongestoord praten met de koffie van “ons moeder”. Tot middernacht!
Om de hoek was de Jan Pieterszoon Coenstraat. Op een avond ging het daarover. Wat een vuile klootzak die JP Coen niet moet zijn geweest. De slachter van Bali of zoiets. Zoek het maar eens op in de encyclopedie. Die vent heeft heel veel mensen afgeslacht voor een potje nootmuskaat. Smerig spul, trouwens.
De jongens waren dronken van zelfverzekerdheid zonder een druppel alcohol. En ze besloten de heer Jan Pieterszoon Coen met harde hand uit deze nieuwe wijk te verwijderen. Van de kaart vegen, zeg maar.
De Jan Pieterszoon Coenstraat was vrij lang en had vier glanzende straatnaamborden. Uit de gereedschapskist van Henk z’n ouwe heer namen ze wat ze nodig dachten te hebben. En op dit late uur helpt de ene brave schooljongen, annex filosoof, de andere schooljongen omhoog met zijn handen als opstap. Het grote blauwe bord is al snel verwijderd. Niet lang daarna lopen de heren ieder met een bord onder hun arm. Cees, Guus en Joop doen het bord werktuigelijk onder hun snelbinders, alsof het hun schooltas is, en fietsen de nacht in. Henk gaat achterom naar moeders.
De vier borden zijn een ieder eigen leven gaan leiden, zoals ook de bezitter ervan. De meeste van ons behandelden het als gestolen kunst. Je kunt het wel ophangen en trots zijn, maar het moet niet opvallen. Alleen Cees. Die werd thuis opgewacht door zijn moeder. En de volgende dag zette de moeder van Cees de vuilnisbak buiten en daar stond schuin het blauwe bord tegen. Het werd door de ijzerboer meegenomen.
Weggooien is zonde.