2024-04 MAGIE (1)
2024-04 MAGIE (1)
Femke is vijf jaar. Bijna zes! Met mama loopt ze door de grote hal van het vliegveld. Ze lopen stevig door, want de bus staat ergens buiten. Haar blik is vol concentratie gericht op de tegels van de hal. Grote tegels. Met elke pas kan ze niet een hele tegel afleggen. Ze wil dat bij elke vierde pas de punt van haar schoen de rand tussen twee regels raakt. Ze zet steeds drie passen op vier tegels. Daarvoor moet ze ongelijke passen maken.
Haar moeder merkt de onregelmatige tred op en vraagt of ze een spelletje speelt. “Gewoon”, zegt Femke. Ze is in opperste concentratie. Dit moet! Om de drie passen de lijn raken, dat doe je niet zomaar, dat doe je omdat het moet van jezelf. En een beetje is het ook om te voorkomen dat er iets ergs gebeurt. Of nee, dit moet gewoon en anders gebeurt er iets ergs. Het is hard werken, maar je moet er wat voor over hebben om ellende te voorkomen. En als ze in de bus zit met mama, constateert ze tevreden dat er niets ergs is gebeurd. Een klein meisje dat in verbinding staat met iets groters. Het klinkt zweverig. Het is magisch.
Bas fietste elke dag naar school. Het is ongeveer 7 kilometer, voor een groot deel via een fietspad langs een drukke weg. Fietspad en autoweg zijn gescheiden door bomen. Als Bas achter zich een naderende bromfiets hoort, kijkt hij naar de eerstvolgende boom langs het fietspad. Er lijkt een stemmetje te zijn: je moet bij de volgende boom zijn, voordat de brommer je inhaalt! Want? Dat is geen vraag. Het is de vreemde zekerheid dat het moet om iets ergs te voorkomen.
Het komt elke dag terug. En de actie mislukt even vaak als de keren dat het lukt. En nooit gebeurt er iets ergs. Maar toch. Een jongen die zich ergens in zijn onderbewustzijn verbonden voelt met de dingen van oorzaak en gevolg. Het is magisch. Het is de magische wereld van een kind, voor wie de wereld in de kern onbegrijpelijk is.
Aan het einde van de lagere school – ik weet niet meer precies hoe oud ik was – had ik een clubje met Jopie, Robbie en Peter. Onze club heette ‘de Zwarte Hand’. Na school zaten we bij Jopie in de schuur. Op de deur hing een stuk karton: de Zwarte Hand. We bedachten geheime plannen, die we aan niemand zouden vertellen. Ik herinner me dat we een man achtervolgden, een onbekende man die geen idee had dat vier kleine jongens hem bespiedden. We haalden allerhande capriolen uit om niet ontdekt te worden, we verspreiden ons, de een liep een straatje om, de ander rende de man voorbij en ging om de hoek achter een boom staan. Op enig moment waren we de man kwijt of ging hij een huis binnen. Terug in de schuur spraken we elkaar moed in en beloofden we dat we deze boef de volgende keer zouden betrappen bij een diefstal ofzo.
We wisten dat het allemaal spel was, maar we namen onszelf zo serieus dat ik naar huis ging met een gevoel van triomf. We hebben op de een of andere manier weer goed werk gedaan. We hebben groot onheil voorkomen en de wereld een beetje vooruitgeholpen.
Wacht maar!