Column | Acceptatie - Jan-Hein de Wit
16581
page-template-default,page,page-id-16581,page-child,parent-pageid-16576,usm-premium-16.2-updated-2022-11-02,sfsi_plus_16.2,sfsi_plus_count_disabled,sfsi_plus_actvite_theme_default,bridge-core-3.0.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode-theme-ver-28.7,qode-theme-bridge,disabled_footer_bottom,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.8.0,vc_responsive

2024-06 ACCEPTATIE

In het begin van de 20e eeuw brachten de meeste werkende mensen hun leven in de buitenlucht door en hadden dus een bruine en al vroeg verweerde huid. In die tijd was het een ideaal van welgestelde vrouwen om een witte huid te hebben, als een teken van een rijk leven. Met de toegenomen welvaart vanaf de jaren vijftig, de uitbreiding van kantoorwerk en ander “binnenwerk”, draaide het perspectief 180 graden. Een bruine huid was het teken van luxe, van een verblijf op verre stranden en van zalig niets doen en in de zon liggen.

 

Inmiddels is het perspectief weer omgedraaid. Jongere generaties geven vaker de voorkeur aan een ongebruinde huid. De motieven zijn divers; het gaat om gezondheid maar ook om het nemen van afstand van “all-inclusives” aan de Turkse zuidkust enzovoorts. Kortom, het wel of niet laten bruinen van de witte huid is sterk tijdgebonden.

 

Ik kan niet in de zon zitten en heb het gevoel dat ik al na 5 minuten rood uitsla. Ik ben een obsessieve zonmijder. Dat lijkt me een aangeboren conditie. Ik herinner me een van mijn blonde zussen bakkend in de tuin om bruin te worden tegen beter weten in. En ’s avonds zat ze bij het eten aan tafel “zo rood als een kreeft”. Grote zus probeerde haar de wijsheid van een grote zus bij te brengen. “Je moet accepteren dat je bepaalde dingen niet kunt. En anders wordt je nooit gelukkig!” En mijn moeder deed er nog een schepje bovenop: “Marylin Monroe is schatrijk geworden met een lelieblanke huid!” Dat kan waar zijn, moeder, maar dat was nog de tijd van het andere perspectief. Ik had de jaren van wijsheid nog niet aangeraakt, anders had ik zoiets kunnen opmerken. Maar het was van grote zus en van mijn moeder uiteraard oprecht de bedoeling om mijn zus te helpen om te accepteren dat ze nooit de mooi gebruinde schoonheid zou worden van haar dromen.

 

Tijdens mijn studie biologie waren er in mei en juni excursies in het veld. Daar waren zeer zonnige dagen bij. Ik was elke keer weer verrast door de reflex van veel vrouwelijke studenten om in een pauze van alles uit te trekken en languit in de zon te gaan liggen. Ik zocht instinctief de eerste de beste schaduwrijke boom. Een van mijn medestudenten was een Surinamer. Een mooie donkere man met een huid als mahonie. Hij zocht met mij de boom op en kwam gezellig bij me zitten. Zijn tekst die me altijd is bijgebleven was: “De zon is niet om in te zitten.”, uitgesproken op een wat zangerige toon met een scherpe s voor “zon” en “zitten”. Ik besloot dat het mijn lijfspreuk zou worden. De allesomvattende waarheid van een zonmijder.

 

Het was voor mij een perspectief waarin ik gelukkiger zou kunnen worden. In de zon of op het strand word ik nooit meer gelukkig. Accepteren was voor mij niet zo moeilijk. Mijn fysieke ongemak was groter dan de wens om erbij te willen horen, zoals mijn blonde zus. En dus kon ik vanuit de schaduw gemakkelijk roepen dat de zon niet is om in te zitten. En dan liefst op zangerige toon en met een scherpe s.

 

Leren omgaan met je beperkingen maakt je leven gemakkelijker. Het is waarheid waarmee we jonge mensen kunnen helpen. Acceptatie. En als het helpt kan altijd nog de prachtige ongerijmdheid van Maarten Biesheuvel worden aangehaald.

 

“De schildpad steekt zijn kop naar buiten, hij wil wel maar hij kán niet fluiten.”